Slangen
Korenslangen, melkslangen, koningsslangen en koningspythons horen bij de populairste slangen die in gevangenschap worden gehouden en gekweekt. Hun brede gamma aan kleuren en patronen, bescheiden volwassen grootte, zachtaardige inborst en het feit dat ze heel zelden bijten, maken dit aantrekkelijke soorten voor zowel de beginnende reptielenliefhebber als de meer ervaren hobbyist.
Slangen weetjes
Wetenschappelijke naam: Korenslang: Pantherophis guttatus – Melkslang en Koningsslang: Lampropeltis sp. – Koningspython: Python regius
Familie: Korenslangen, melkslangen en koningsslangen behoren tot de familie Colubridae – Koningspythons behoren tot de familie Pythonidae
Voorkomen: Korenslangen komen van nature voor in het zuidoosten van de Verenigde Staten. Koningsslangen en melkslangen kan men aantreffen in heel Noord- en Zuid-Amerika. Koningspythons zijn oorspronkelijk afkomstig van Afrika, waar ze voorkomen in een smalle gordel die zich uitstrekt over de zuidelijke grens van de Sahara, van Senegal in het Westen tot Soedan en Oeganda in centraal Afrika.
Gemiddelde grootte van een pasgeboren jong: 20-30 cm
Gemiddelde grootte van een volwassen dier: 90-165 cm
Gemiddelde levensduur: 15-25 jaar (sommige dieren worden zelfs ouder dan 30 jaar)
Voedsel: Colubridae en koningspythons zijn vleeseters, die voornamelijk kleine knaagdieren eten. In gevangenschap krijgen slangen hoofdzakelijk muizen van geschikte grootte. Slangen kan men best 1 muis per week voorschotelen. Baby slangen voeden zich met pinkies en naarmate je slang groeit zou de grootte van de muis gradueel van pinkie naar fuzzy moeten overgaan, daarna springers en uiteindelijk volwassen muizen. Een maatstaf voor de grootte is dat de breedte van de muis niet meer dan anderhalve keer de breedte (diameter) van het lichaam van de slang op het breedste punt mag zijn. Volwassen of grotere slangen kunnen 2 volwassen muizen of 1 rat van geschikte grootte nodig hebben per voederbeurt. Om het risico op verwondingen te verlagen is het best om op voorhand gedode, bevroren muizen te laten ontdooien en deze zo aan je slang te voederen. Zorg er voor dat de muizen zeker volledig ontdooid zijn vooraleer je ze aan je slang voorschotelt. Laat je slang gedurende minstens 24-48 uur na het voederen met rust, aangezien dit de spijsvertering kan verstoren en dit er toe kan leiden dat je slang zijn voedsel weer uitbraakt.